Hoe komt het dat het monistische bestuursmodel stapsgewijs aan populariteit wint? Welke knelpunten liggen er in de wettelijke regelingen? En wat is de precieze rol van de niet-uitvoerende bestuurder?
Leverbaar
Hoe komt het dat het monistische bestuursmodel stapsgewijs aan populariteit wint? Welke knelpunten liggen er in de wettelijke regelingen? En wat is de precieze rol van de niet-uitvoerende bestuurder? Middels een fundamentele analyse van de niet-uitvoerende bestuurder in een one tier board biedt dit proefschrift welkome antwoorden op deze vraagstukken. Eén van de redenen waarom het monistische bestuursmodel in Nederland nog altijd niet populair is, is te vinden in de onduidelijkheid rondom de figuur van de niet-uitvoerende bestuurder. Door middel van een grondige analyse tracht de auteur van het proefschrift De niet-uitvoerende bestuurder in een one tier board te voorzien in concrete antwoorden op vraagstukken van deze aard. Om de niet-uitvoerende bestuurder als figuur verder te verhelderen, biedt de auteur een passende vergelijking met verschillende rechtsfiguren, waaronder de commissaris, de Engelse non-executive director en de Nederlands-Caribische niet-uitvoerende bestuurder. Naast een uitvoerige analyse en verduidelijking van de niet-uitvoerende bestuurder als figuur, legt de auteur tevens tekortkomingen en knelpunten van de huidige wettelijke regeling bloot. Dit proefschrift springt in op de actuele ontwikkelingen rondom bestuursmodellen van vandaag de dag. Sinds de inwerkingtreding van de Wet bestuur en toezicht op 1 januari 2013 bepaalt Boek 2 BW dat NV#s en BV#s voor het monistische bestuursmodel kunnen opteren. Het wetsvoorstel Wet bestuur toezicht rechtspersonen verschaft het monistische bestuursmodel nog meer vaste voet aan de grond. Het wetsvoorstel voorziet namelijk in een wettelijke grondslag voor de instelling van het monistische bestuursmodel bij stichtingen, verenigingen, coo¨peraties en onderlinge waarborgmaatschappijen. De titel behandelt enkele relevante onderdelen van dit wetsvoorstel, waaronder de wijziging van de op 1 januari 2013 ingevoerde bepalingen voor kapitaalvennootschappen met een one tier board. Een dergelijke alomvattende studie die dit thema in al haar facetten benadert was tot op heden niet in de literatuur voorhanden. Deze titel biedt aan de ene kant ruime inzichten voor academici op dit gebied, maar levert tevens concrete antwoorden voor praktijkjuristen op ondernemingsrechtelijk vlak.