Met de toekenning van publieke taken en bevoegdheden aan de curator op het terrein van fraudebestrijding lijkt een spanningsveld te zijn ontstaan in het faillissement van rechtspersonen. In De fraudebestrijdende faillissementscurator wordt onder meer onderzocht of de fraudebestrijdende taak van de curator is te verenigen met zijn traditionele taak de verhaalsbelangen van de gezamenlijke schuldeisers te behartigen en of de curator met de hem toegekende taken en bevoegdheden daadwerkelijk een bijdrage kan leveren aan de bestrijding van faillissementsfraude.
Leverbaar
Met de toekenning van publieke taken en bevoegdheden aan de curator op het terrein van fraudebestrijding lijkt een spanningsveld te zijn ontstaan in het faillissement van rechtspersonen. In De fraudebestrijdende faillissementscurator wordt onder meer onderzocht of de fraudebestrijdende taak van de curator is te verenigen met zijn traditionele taak de verhaalsbelangen van de gezamenlijke schuldeisers te behartigen en of de curator met de hem toegekende taken en bevoegdheden daadwerkelijk een bijdrage kan leveren aan de bestrijding van faillissementsfraude. In verband met het laatste wordt in het licht van het strafrechtelijke beginsel dat een verdachte (de bestuurder van de gefailleerde rechtspersoon) niet hoeft mee te werken aan zijn eigen strafrechtelijke veroordeling (ook wel: het recht tegen zelfincriminatie) onderzocht of het de curator in het faillissement is toegestaan informatie (verklaringen of documenten) af te dwingen van de bestuurder onder toepassing van dwangmiddelen, of de curator deze afgedwongen informatie mag doorspelen naar de opsporings-en vervolgingsinstanties en of deze afgedwongen informatie kan dienen als bewijs van faillissementsfraude in een strafzaak tegen de verdachte (de bestuurder van de gefailleerde rechtspersoon). Ook wordt onderzocht of het toekennen van de fraudebestrijdende taak aan de curator het risico in zich bergt dat zowel een effectieve afwikkeling van het faillissement als een effectieve bestrijding van faillissementsfraude wordt ondermijnd omdat bestuurders mogelijk weigeren mee te werken met de curator uit angst voor strafrechtelijke vervolging. De fraudebestrijdende faillissementscurator is met name bedoeld voor faillissementscuratoren en medewerkers van de Politie, FIOD en het OM. Voor curatoren zijn vooral de hoofstukken 2, 3, 4 en 5 relevant. In deze hoofdstukken wordt onder meer onderzocht of de curator van oudsher een rol heeft te vervullen bij de bestrijding van faillissementsfraude, wat de wetgever in het kader van de fraudepijler en de als gevolg daarvan ingevoerde Wet civielrechtelijk bestuursverbod (WCB) en Wet versterking positie curator (WVPC) onder faillissementsfraude verstaat, wat in het kader van de WCB en de WVPC van de curator wordt verlangd en welke financieringsmogelijkheden curatoren hebben voor hun fraudebestrijdende werkzaamheden. Voor medewerkers van de Politie, FIOD en het OM is met name hoofdstuk 7 relevant. Dit hoofdstuk behandelt het in het strafrecht geldende beginsel dat een verdachte (de bestuurder) niet hoeft mee te werken aan zijn eigen strafrechtelijke veroordeling. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag of de curator in een faillissement met toepassing van dwang informatie mag afdwingen van een bestuurder (latere verdachte), deze informatie mag doorspelen aan de opsporings- en vervolgingsinstanties en of deze informatie als bewijs van faillissementsfraude tegen de verdachte (de bestuurder) mag worden gebruikt in een strafzaak.