De zomer is bijzonder heet geweest. De rijke Romeinen willen nog niet meteen terug naar de hoofdstad. Zo ook senator Fulvius Cator, op zijn imposante, in terrassen aangelegde weelderige buiten. Daar heersen luxe en schoonheid en de lucht is er heerlijk zacht. Een weeldadige koelte stijgt op van het Sabatinusmeer. Wat fijn dat ik hier de aangenomen zoon van mijn dierbare, edele vriend Honorus Galla mag ontvangen. Ik hoorde trouwens, Alex, dat je een groot reiziger bent geworden. Je zou zelfs in het Verre Oosten zijn geweest... Alex beaamt Fulvius opmerking maar wijst er toch op dat zijn verblijf daar niet zo prettig was. Wel wil hij snel weten waarom hij hier is uitgenodigd? Het geheim blijft niet lang verborgen: het is Numa Sadulus die hen naar daar heeft gehaald! En hij heeft een vreemd verzoek!