De gepriviligeerde positie van religieuze groepsbeledigende uitlatingen
De gepriviligeerde positie van religieuze groepsbeledigende uitlatingen
Hoewel groepsbelediging strafbaar is, leidt niet iedere opzettelijk beledigende uitlating over een groep mensen tot een veroordeling. Dat zou immers de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst te veel beperken.
Levertijd: 5 tot 10 werkdagen
Hoewel groepsbelediging strafbaar is, leidt niet iedere opzettelijk beledigende uitlating over een groep mensen tot een veroordeling. Dat zou immers de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst te veel beperken. Om de balans tussen deze belangen te waarborgen, hanteert de rechter bij de beantwoording van de vraag of een uitlating strafbaar is een drietrapsraket: is de uitlating naar haar bewoordingen beledigend, neemt de context het beledigende karakter weg, en is de uitlating onnodig grievend. Het seponeren van de zaak omtrent de Nashvilleverklaring en het niet-vervolgen van een dominee die schreef dat de roepende zonden die tegen de scheppingsorde indruisen, dienen te worden uitgebannen, heeft de vraag doen rijzen of een religieus persoon een bredere vrijheid van meningsuiting heeft dan een niet-religieus persoon. Een onderscheid tussen religieus en niet-religieus gemotiveerde uitlatingen kan weer op gespannen voet staan met het recht op gelijke behandeling.
In dit boek onderzoekt Meike ten Anscher in hoeverre niet-religieus en religieus gemotiveerde groepsbeledigende uitlatingen door de strafrechter ongelijk worden behandeld. De auteur bespreekt de contextuele toets die wordt toegepast op religieus en niet-religieus gemotiveerde uitlatingen, waarbij het begrip ‘maatschappelijk debat’ een belangrijke rol speelt omdat de rechter hierbinnen een disculpatiegrond kan aannemen. Verder gaat de auteur in op het rechtsbelang van de godsdienstvrijheid en geeft zij antwoord op de vraag waarom religieus gemotiveerde groepsbeledigende uitlatingen onder omstandigheden worden beschermd. Tot slot beantwoordt de auteur de vraag hoe de geconstateerde verschillen zich verhouden tot het recht op gelijke behandeling. Daarbij geeft de auteur aanbevelingen ter verbetering van de nu in de rechtspraak gehanteerde maatstaf.