Een minderjarige is handelingsonbekwaam en procesonbevoegd – een minderjarige moet tegen zichzelf worden beschermd. Maar wat als er niemand is om de minderjarige te beschermen? Bijvoorbeeld als zijn ouders (tevens wettelijk vertegenwoordigers) in een echtscheidingsprocedure het belang van hun kind uit het oog verliezen. Of wanneer een minderjarige juist in conflict is met zijn wettelijk vertegenwoordiger. Soms is het noodzakelijk dat minderjarigen voor zichzelf in rechte kunnen opkomen. Maar zij moeten eerst door een eindeloos spinnenweb van regels, uitzonderingen en bevoegdheden van de rechter om te ontdekken of zij zelf een proceshandeling mogen verrichten.

In dit boek zet mr. Linda Hamid de procespositie van minderjarigen uiteen en hoe dit gedurende de jaren tot stand is gekomen. Zij besteedt hierbij ook aandacht aan de bijzondere curator en de informele rechtsingang. Tevens komt jurisprudentie aan bod waarin het minderjarigen is gelukt om, ondanks hun procesonbevoegdheid, te procederen of zichzelf te vertegenwoordigen tegenover een rechter. Ook gaat de auteur in op de bestuursrechtelijke variant, waarin minderjarigen zelf in een geding kunnen optreden indien zij tot een redelijke waardering van hun belangen in staat kunnen worden geacht.

Verder onderzoekt de auteur welke rechten de minderjarige aan het IVRK en het EVRM kan ontlenen over zijn procespositie, en of deze rechten wel worden gewaarborgd in het Nederlandse civiele procesrecht. Daarbij gaat zij ook in op het Belgische procesrechtelijk systeem voor minderjarigen. Het boek sluit af met interviews met deskundigen op het gebied van jeugdrecht en jeugdzorg over de procespositie van minderjarigen in het civiele recht. Tot slot presenteert de auteur enkele praktische aanbevelingen.