Een arrestantenbusje rijdt weg bij het Justitiegebouw en buigt de Leidsestraat in. Een vrouw van midden veertig rent er achteraan en legt haar hand tegen het raam. Daarachter zit een twintig jaar jongere man, net veroordeeld tot anderhalf jaar cel.
Een arrestantenbusje rijdt weg bij het Justitiegebouw en buigt de Leidsestraat in. Een vrouw van midden veertig rent er achteraan en legt haar hand tegen het raam. Daarachter zit een twintig jaar jongere man, net veroordeeld tot anderhalf jaar cel. Hij is haar grote liefde en dat wil ze hem nog eens tonen, al wordt dit gedrag nu niet direct verwacht van een adellijke vrouw van haar leeftijd - maar het zal haar een zorg wezen. Deze roman geeft het portret van een vrouw die door een vrijgevochten aard, een geprivilegieerde afkomst maar ook door de zeden van de jaren zestig en zeventig een heftig leven leidt. De jongere man weet als hij weer vrij is, schaamteloos misbruik te maken van haar liefde en op haar kosten een prettig en luxueus bestaan te regelen, waaraan ze soms mag deelnemen maar vaak ook niet. We zien alles door de jaloerse ogen van een vorige minnaar van haar, uit haar eigen milieu en meer van haar leeftijd, die de nieuwkomer wel kan vreten en maar een proletige indringer vindt. Het verhaal laat veel zien van de aristocratische levenswijze - een onderwerp dat in onze letteren nogal onbelicht is gebleven - en vormt er tot op zekere hoogte een pleidooi voor, zelfs al is de vrouwelijke hoofdpersoon door haar vurigheid misschien niet helemaal representatief. Boudewijn van Houten (1939) heeft een sterk autobiografisch oeuvre en kiest voor elk van zijn romans of korte verhalen weer een ander aspect of een andere periode van zijn leven. Daarbij ontziet hij zichzelf niet. Maar zover als in deze roman ging hij waarschijnlijk nooit, want voor de uitgekookte jongere man die zich zonder gêne laat onderhouden door zijn goedgeefse vriendin, heeft hij ongetwijfeld zelf model gestaan. Waarmee dit een autobiografie van ongewone aard is.