Brugge 1441, Jan van Eyck ligt ziek te bed. Aan Pieter Adornes, een goeie vriend, vertelt hij hoe zijn broer Hubert hem meeneemt naar Den Haag. Hubert keert terug naar Gent om de taeffele van Joos Vyd in de Sint Janskerk te schilderen terwijl Jan in Den Haag blijft.
Leverbaar
Brugge 1441, Jan van Eyck ligt ziek te bed. Aan Pieter Adornes, een goeie vriend, vertelt hij hoe zijn broer Hubert hem meeneemt naar Den Haag. Hubert keert terug naar Gent om de taeffele van Joos Vyd in de Sint Janskerk te schilderen terwijl Jan in Den Haag blijft. Hij is getuige van de strijd om het graafschap Holland tussen Jacoba, dochter van Willem van Beieren, en Jan, broer van Willem. Na het overlijden van Jan van Beieren verblijft Jan kort te Gent, waar hij de eerste panelen van de taeffele ziet. Jan wordt aangesteld als hofschilder van Filips De Goede en decoreert de hertogelijke verblijven in Rijsel en Hesdin. Na de dood van Bonne, tweede gemalin van Filips De Goede, reist Jan naar Dijon, waar hij onder de indruk komt van het werk van Jacob de Baerze, Claus Sluter en Melchior Broederlam. Dan ontdekt Pieter ongewild een reisverslag van Jan naar Genua en naar Constantinopel met een hoogst vreemd verzoek.