In 2013 werd in Londen, tijdens de aanleg van een nieuwe metrolijn, een begraafplaats uit de zeventiende eeuw ontdekt waar veel slachtoffers lagen van de verwoestende pestepidemie van 1665. De ziekte was de stad binnengekomen in een pak zijde uit de Hollandse Republiek.
In 2013 werd in Londen, tijdens de aanleg van een nieuwe metrolijn, een begraafplaats uit de zeventiende eeuw ontdekt waar veel slachtoffers lagen van de verwoestende pestepidemie van 1665. De ziekte was de stad binnengekomen in een pak zijde uit de Hollandse Republiek. In dit verslag uit 1722 schetst Daniel Defoe een aangrijpend beeld van deze apocalyptische plaag. Hij beschrijft de lotgevallen van een eenvoudige koopman, waarschijnlijk zijn oom Henry Foe, die probeerde te overleven in de dodelijke chaos. In de straten was het wanhopige gejammer van stervenden hoorbaar, terwijl kwakzalvers hun nutteloze 'wondermiddelen' aanprezen. Rijke burgers vertrokken naar het platteland, besmette huizen werden afgesloten en permanent bewaakt. ‘s Nachts klonk de onheilspellende bel van de kar die de doden kwam ophalen. De autoriteiten probeerden besmettingen te voorkomen en de aanvoer van voedsel te garanderen, maar de bevolking nam hun voorschriften, net als tijdens de coronapandemie, lang niet altijd serieus. Defoe geloofde dat de epidemie een Goddelijke straf was, maar zocht de oorzaak ook bij de vreemde minuscule monsters die zichtbaar werden dankzij de eerste microscopen.