De liefdesliederen van de zesde Dalai Lama
De liefdesliederen van de zesde Dalai Lama
De Zesde dalai lama (1683-1706 of 1746) neemt een geheel eigen positie in tussen de veertien dalai lama’s die we van Tibet kennen. In de overlevering wordt hij beschreven als romantisch, zelfs gepassioneerd, maar ook als melancholisch.
Bezorgen: Zodra beschikbaar
De Zesde dalai lama (1683-1706 of 1746) neemt een geheel eigen positie in tussen de veertien dalai lama’s die we van Tibet kennen. In de overlevering wordt hij beschreven als romantisch, zelfs gepassioneerd, maar ook als melancholisch. Aanvankelijk was hij monnik, maar later zou hij het klooster hebben verlaten en samen met zijn vrienden vertier en geluk hebben gezocht in gezelschap van vrouwen in de kroegen en de bordelen van Lhasa. Hij spreekt hierover in de liederen die aan hem worden toegeschreven en die in Een turkooizen bij voor het eerst in het Nederlands verschijnen. Hij zingt ook over de beperkingen van het kloosterleven. Het kloosterleven was niet zijn eigen keuze. Het werd hem eenvoudigweg opgelegd. Zijn liederen zijn tot op de dag van vandaag populair. Veel jonggeliefden identificeren zich met de Zesde dalai lama. Zijn liederen zijn in Tibet en China vaak te horen.
In een uitgebreide inleiding schetst Paul van der Velde de maatschappelijke, religieuze en politieke omstandigheden waarin de Zesde dalai lama als kind samen met zijn ouders terechtkwam. Dit biedt de lezer houvast om het concept ‘dalai lama’ in zijn historische context beter te begrijpen. In het Westen zijn we geneigd aan één persoon te denken als de titel ‘dalai lama’ valt. In Tibet ligt dit anders. Veel Tibetanen beschouwen de dalai lama als hun allereerste voorouder. In het verleden speelden allerlei rivaliserende groeperingen een rol rond de selectie en het functioneren van de dalai lama’s, waaronder Tibetaanse adellijke families, Mongoliërs en de keizers van China. Dit alles maakte het leven van de dalai lama’s niet eenvoudig.
Vertaling en inleiding Paul van der Velde (1959). Hij is auteur en hoogleraar hindoeïsme en boeddhisme aan de Radboud Universiteit. Hij studeerde Indiase talen in Utrecht (Sanskriet, Hindi, Pali) en Leiden (klassiek Tamil). In 1993 promoveerde hij met een studie rond de lyriek over de god Krishna in het middeleeuws Hindi (Brajbhasha). Hij reist veel naar Azië en begeleidt studiereizen, onder andere naar Tibet.