Het zesde gebod is een meeslepende en indringende roman over het leven in een krankzinnigengesticht van rond 1938.
Edith Kreuk (1970) vertelt het verhaal aan de hand van de belevenissen van Walter Vierlinden, een hardwerkende en erg gelovige schoolmeester van Duitse afkomst. Als zijn vrouw, Magda, haar vijfde kind verwacht, gaat het mis. Hij hoort een stem die hem vertelt dat dit kind de duivel is. Hij moet zijn dochter Klaartje zo snel mogelijk laten dopen om Satan te verslaan. De doop wordt niet uitgevoerd zoals Walter dat wil. Dan moet hij zijn dochter vermoorden.