In de zoektocht naar haar eigen identiteit botst de uit Afghanistan gevluchte Tahmina op vooroordelen en verwachtingen.
Bezorgen: Zodra beschikbaar
Tahmina is bijna 29 wanneer ze Rostam ontmoet, een man die haar doet denken aan een hofdichter uit het Oude Perzische Rijk. Ze was twaalf toen ze in België aankwam, gevlucht voor een oorlog die zij niet helemaal heeft losgelaten. Met Rostam praat ze over literatuur en het rijke oosterse verleden. Die gesprekken roepen vragen bij haar op over haar eigen identiteit.
Waar hoort ze thuis? Tussen de geuren en de kleuren van de tuinen van Kaboel, versierd door eeuwenoude tradities? Of in het hier en nu? In de verhalen verteld onder de moerbeiboom of in de vrijheid waar ze naar verlangt? Terwijl de schaduw van haar verleden haar achtervolgt, botst ze op de onzichtbare grenzen die voor haar getekend zijn.
Gaat ze mee in de tradities die er voor haar waren, kiest ze voor de westerse wereld of zoekt ze een plekje ergens tussenin? Wie is Tahmina? En vooral: vindt ze geluk?